Blijf op de hoogte

Typ uw email:

Ontvang
het laatste nieuws
over Calvijn


Korte biografie van het leven van Johannes Calvijn

Geboorte en opleiding

De jonge Calvijn - bron wikipedia Johannes Calvijn (geboren op 10 juli 1509 te Noyon - Picardië -, overleden op 27 mei 1564 te Genève) is misschien wel de belangrijkste theoloog die is voortgekomen uit de reformatie. Calvijn wordt vaak in één adem genoemd met Maarten Luther.

Calvijn was de zoon van Gérard Cauvin en Jeanne Lefranc; de vierde van zes kinderen. Zijn moeder oefende grote invloed uit op hem. Het eerste onderwijs van Calvijn bestond uit huisonderwijs. Later studeerde hij aan het College der Capetten (een soort jongensschool).

In 1523 werd Calvijn naar het Collège de la Marche in Parijs gestuurd. Hij werd daar onderwezen in de Latijnse en Franse letteren. Daarnaast bezocht Calvijn enige tijd het Collège Montaignu. Calvijns vader wilde aanvankelijk dat zijn zoon priester zou worden, maar door een conflict met het kapittel werd het uiteindelijk een studie rechten. Calvijn begon zijn rechtenstudie in 1528 te Orléans en vervolgde zijn studie in 1529 in Bourges waarna hij in 1532 doctor in de rechten werd in Orléans. In deze tijd veranderde Calvijn zijn naam in Iohannes Calvinus. Deze gelatiniseerde vorm werd in het Frans en Engels Jean Calvin en in het Nederlands Johannes Calvijn.

In 1532 verscheen Calvijns eerste boek, een commentaar op Seneca's werk (de goedertierenheid). In dit boek toont Calvijn zich nog een humanist. Het boek was een duidelijke hulde aan Erasmus van Rotterdam.

Bekering

Op 1 november 1533 blijkt Calvijn meer reformatorisch gezind te zijn. Voor de rectorale rede van rector Nicolaas Cop (een vriend van Calvijn) had Calvijn materiaal aangedragen. Uit deze rede blijkt dat Cop en Calvijn positief stonden tegenover de beginselen van de reformatie. De rede bevatte geen bronvermelding, maar wel veel citaten van Erasmus en Luther. Naar aanleiding van deze rede moest Calvijn uit Parijs vluchten.

Tijdens zijn omzwervingen in Frankrijk ontmoette Calvijn Jacques Lefèvre d'Étaples. In Noyon deed Calvijn afstand van zijn kerkelijke inkomsten en later raadpleegde hij (onder de schuilnaam Charles d'Espeville) in Saintonge een uitgebreide bibliotheek, waar hij de basis vormde voor zijn Institutie. Calvijn is in 1534 definitief tot de reformatie overgegaan. Hij bediende een groep vluchtelingen in de grotten van St. Benoît-la-Forêt en Crotelles (nabij Poitiers) voor het eerst het avondmaal.

Calvijn kwam in 1535 in Bazel terecht, waar hij voor het eerst de reformatoren Heinrich Bullinger en Guillaume Farel ontmoette. In 1536 kwam de eerste editie van zijn Institutio Religionis Christianae (de Institutie) uit. Na de eerste publicatie bleef Calvijn dit boek aanvullen en uitbreiden, zowel in het Frans als in het Latijn. De laatste uitgave verscheen in 1559, vijf jaar voor zijn overlijden.

Eerste Geneefse periode

In 1536 reisde Calvijn naar Genève. Hier riep Farel zijn hulp in bij de hervorming. Calvijn beschouwt dit verzoek als een roeping van God. Calvijn is van mening dat de hervorming niet alleen de geloofsleer betreft. Het Woord van God dient ook invloed te hebben op het openbare leven. Samen met Farel probeerde hij een aantal wijzigingen door te voeren in het openbaar bestuur. Nadat ze een catechismus en een geloofsbelijdenis hadden opgesteld, eisten ze dat alle inwoners van Genève deze onderschreven. Het bestuur in Genève, dat in zijn geloofsovertuiging veel liberaler was, weigerde in te gaan op Farels en Calvijns eisen. In 1538 ontnam het stadsbestuur Calvijn het recht mensen te excommuniceren. Omdat Calvijn en Farel dit recht als een essentieel onderdelen van hun werk beschouwden, reageerden zij hierop door het avondmaal te onthouden aan alle inwoners van Genève. Als reactie hierop werd Calvijn uit Genève verbannen.

Blijf op de hoogte en ontvang het laatste nieuws over Calvijn (en andere theologische werken)

Typ uw email:

Ontvang
het laatste nieuws
over Calvijn

Straatsburg

Na zijn verbanning uit Genève trok Calvijn naar Straatsburg, waar hij, dankzij zijn vriend Martin Bucer, predikant van de Franse vluchtelingengemeente werd. In de jaren die volgden oefende Bucer een grote invloed uit op Calvijn. Ook trouwde hij met Idelette van Buren, een weduwe van een wederdoper. In 1546 kregen zij een zoon, maar deze overleed spoedig.

In Straatsburg begont hij ook te werken aan een protestantse liturgie. In 1539 verscheen een eerste psalmboek met 18 psalmen met daarbij de berijmde Geloofsbelijdenis, de Lofzang van Simeon en de Tien geboden. Vijf van deze psalmen zijn door Calvijn zelf berijmd. De andere psalmen zijn berijmd door Clement Marot. In 1540 kwamen formulieren voor de kerkdiensten en voor de bediening van Doop en Avondmaal van zijn hand. Ook verscheen zijn eerste commentaar op de Bijbel in deze periode van zijn leven. Het betreft het commentaar op de Brief van Paulus aan de Romeinen.

Tijdens zijn ballingschap volgde Calvijn de ontwikkelingen in Genève nauwgezet. Toen Jacopo Sadoleto, een rooms-katholieke kardinaal, een brief schreef aan het gemeentebestuur met de bedoeling de stad terug te brengen tot de moederkerk, veranderde de houding van de stad ten gunste van Calvijn. Opnieuw was het Farel die er bij hem op aandrong om naar Genève te komen. Toen een aantal aanhangers van Calvijn in de gemeenteraad gekozen waren, werd Calvijn in 1540 weer uitgenodigd terug te keren naar Genève. Na onderhandelingen over de voorwaarden keerde hij in 1541 terug. Er werd hem een woning ter beschikking gesteld in een straat die tegenwoordig "rue de Calvin" wordt genoemd.

Tweede Geneefse periode

In 1541 werd Calvijn opnieuw predikant in Genève. In zijn prediking pakte hij de draad weer op, op het punt waar hij was gebeleven. Ook begint hij direct met het uitwerken van een nieuwe kerkorde. Vluchtelingen vanuit heel Europa kwamen naar Calvijn om advies.

Op basis van het nieuwe testament werd door Calvijn een viertal ambten voor het kerkelijk leven ingesteld:

  • Doctoren, belast met het onderwijzen van studenten theologie en de opleiding tot predikanten;
  • Predikanten, belast met het preken, de toediening van de sacramenten (Doop en Avondmaal), het onderwijzen en terechtwijzen van mensen;
  • Ouderlingen, belast met de handhaving van de kerkelijke tucht;
  • Diakenen, belast met de zorg van de armen (diakonie).

In 1559 stichtte Calvijn in Genève een academie om predikanten op te leiden. Theodorus Beza werd de eerste rector. Calvijn doceerde zelf ook. De studenten kwamen uit heel Europa om te studeren, waarna zij naar hun thuisland terugkeerden om te prediken. Zo hebben bijvoorbeeld John Knox, Filips van Marnix van St. Aldegonde en Caspar Olevianus Calvijns leer over grote delen van Europa verspreid.

In 1562 verscheen een psalmbundel (bekend als de Geneefse psalmen), geschikt om gezongen te worden tijdens de eredienst. Het was een vervolg op zijn eerste opzet uit Straatsburg. In Genève had hij dit werk overgedragen aan Clément Marot en Beza, terwijl Guillaume Franc, Claude Goudimel, Louis Bourgeois en Maitre Pierre de muziek componeerden. Calvijns ijver voor het maken van een psalmbundel kwam voort uit zijn wens om, ook voor het kerklied, alleen van de Bijbel uit te gaan.

Calvijn bleef tot aan zijn dood in 1564 in Genève.

Zijn belangrijkste werken

  • De eerder genoemde Institutie.
  • Calvijn schreef commentaren op de Bijbel met uitzondering van een commentaar op het boek Openbaringen en het tweede deel van Ezechiël.
  • Veel brieven zijn bewaard gebeleven en vormen een belangrijke bron van informatie

Blijf op de hoogte en ontvang het laatste nieuws over Calvijn (en andere theologische werken)

Typ uw email:

Ontvang
het laatste nieuws
over Calvijn

Samengesteld door PvdS - overname of citeren van dit artikel is toegestaan mits hierbij altijd vermeld wordt "Overgenomen met toestemming van CALVIJN.ORG"